De iep (Ulmus of Olm) is de meest aansprekende en meest voorkomende boom in Groningen. Tot begin vorige eeuw groeiden er honderdduizenden langs dijken, wegen en boerderijen. De iep diende als windvanger en deed het goed in zowel de stad als op het platteland. De inheemse loofboom kan tegen een stootje, herstelt snel en groeit net zo gemakkelijk in verharde grond als in een park. De hoge bomen die weinig onderhoud vragen, kunnen tussen de 400 en 600 jaar oud worden.
Zomers herkent u hem aan de scheve bladvoet en zaden. De bladeren zijn veernervig en gezaagd. In de winter is het lastiger. U herkent de boom dan aan het visgraatpatroon van de jonge takken. Volwassen bomen hebben een gegroefde schors en brede kroon die veel licht doorlaat. De iep kan wel 35 meter hoog worden.
Iepen vindt u in heel Groningen en vooral langs de kust. Hij is in het open landschap een onmisbare windbreker. En ook belangrijk voor de kust: zonder deze bomen kunnen kustbeplantingen zich nauwelijks ontwikkelen en slaat de bodemerosie toe. Ook veel organismen leven van de iep, zoalsĀ kevers, vlinders, mossen en paddenstoelen.
Langs de kust beperken de bomen de kans op het opstuwen van water en overstromingen. Op het platteland en in de stad zorgen groeps- en laanbeplanting voor de nodige luwte, schaduw, onderbreking, verfraaiing en klimaatregulatie. Bovendien is de iep een ideale stadsboom: hij stelt weinig eisen aan de grond, is redelijk bestand tegen luchtvervuiling en laat door zijn open kroon veel licht door.